U bent hier
Kleine windmolens in Beernem : een goed idee?
Op de gemeenteraad agendeerde de Groen-fractie een punt met de vraag om een beleidskader en een subsidiereglement voor kleine windmolens met een ashoogte tot 15 meter op te maken. De argumentatie was hierbij dat kleine windmolens steeds performanter worden, zelfs bij kleine windsnelheden. Zo zou het bedrijf Fairwind, dat samen met Engie Electrabel tegen 2020 in België 100 kleine windmolens wil plaatsen, molens hebben die goed zijn voor een jaarlijkse productie die genoeg is voor het elektriciteitsverbruik van 10 tot 30 gezinnen. Op het eerste gezicht lijkt dit een super idee, elke burger of klein bedrijf kan zo zijn of haar steentje bijdragen aan een beter milieu. Maar is dat wel zo? Gemeenteraadslid Wouter De Corte zet de zaken voor u graag even op een rij.
Laten we daarvoor eerst even kijken naar echt kleine windmolens met een verwachte opbrengst genoeg voor 1 gezin. Met zulke windmolens werd al in 2008 een praktijktest uitgevoerd in de Nederlandse provincie Zeeland. Voor de test werden 12 kleine turbines op een rij geplaatst in een open veld waar het dus flink kan waaien en de elektriciteitsopbrengst van de machines werd gemeten over een periode van een jaar. Wat bleek, de opbrengst van de molens was bijzonder teleurstellend. Er waren telkens niet 1 maar tussen de 2 en de 47! molens nodig om het verbruik van 1 doorsnedegezin op te wekken. Het was zelfs zo erg dat de elektronica van bepaalde windturbines soms meer elektriciteit verbruikte dan de machines opleverden. Nog pijnlijker was dat er in de onmiddellijke nabijheid van het testveld een iets grotere windturbine stond met een rotordiameter van 18 meter die 42 huishoudens van elektriciteit kan voorzien en wel de energie opleverde die ze beloofde. Aan de hoeveelheid wind zal het dus niet gelegen hebben. Gelijkaardige testen in het Verenigd Koninkrijk in diezelfde periode gaven exact dezelfde resultaten qua opbrengst en erger nog werd er zelfs bij kleine windmolens geluidsoverlast gemeld. Recenter is vanaf 2012 een demonstratieproject voor kleine windmolens in het provinciaal domein Puyenbroeck in Wachtebeke gestart met ongeveer hetzelfde doel als de voorgaande projecten, maar ook dat project lijkt een stille dood te zijn gestorven. Daarna is het gewoon heel stil op dat vlak. Echt kleine windmolens zijn gewoon niet rendabel te maken want op geringe hoogte is er gewoon onvoldoende wind beschikbaar. In Beernem is dat niet anders.
Hoe zit dat dan met de samenwerking tussen Engie Electrabel en Fairwind die als argument werd gebruikt? Die is er weldegelijk, maar dat zijn niet de kleine windmolens die hier werden voorgesteld. Op de website van Engie worden ashoogtes van 18 tot 30m vermeld, dus ruim boven de 15 meter van het subsidiereglement. Deze windmolens en zeker de grotere hebben onder ideale omstandigheden al een veel beter rendement, maar kan je moeilijk nog “klein” noemen. De wieken komen dan tot 50m boven het maaiveld uit. Wie dat nog klein noemt is gewoon niet eerlijk.
Je zou natuurlijk ook kunnen zeggen dat een financieel rendement niet belangrijk is en dat je enkel voor het milieu gaat. Maar ook dan houden kleine windmolens geen steek. Het duurt ettelijke jaren voor je de CO2 die geproduceerd is tijdens de bouw ervan (de fabricate van beton en staal, het transport, enz.) er weer uithaalt door de productie van groene stroom. Voor de meeste molens uit de testen werd ze er zelfs nooit uitgehaald. Bij een masthoogte van 30m is dat maar een jaar en bij een echt grote windmolen is dat een kwestie van enkele maanden. Zelfs bij zonnepanelen haal je er de C02 uit na 2 tot 3 jaar.
Dat de meerderheid het voorstel van de Groen fractie afkeurde was dan ook meer dan terecht. Een beleidskader voor grote windmolens is niet makkelijk, maar de bevolking in de waan laten dat kleine windmolens een rendabel of zelfs maar ecologisch alternatief vormen is gewoon niet juist en windmolens met de wiekhoogte tot 50m voorstellen als “klein” is dat al evenmin.